In zijn rode marokko kast gegraveerd met verguld ijzer met het keizerlijke cijfer.
Camee op tweelaags agaat met lichte knobbel die gedeeltelijk zichtbaar is op een paarsachtige achtergrond.
Afmeting: 9,8 x 6,8 cm
Begin 1810e eeuw, circa 1812-XNUMX
Herkomst:
Volgens een ontbrekend document werd het door de keizer gegeven aan zijn zus Caroline Murat, koningin van Napels, en vervolgens doorgegeven aan zijn zoon Lucien.
Verkocht door laatstgenoemde tijdens zijn migratie naar de Verenigde Staten en na zijn faillissement.
Amerikaanse collectie.
Belgische collectie.
De soeverein wordt getoond in profiel naar links. Het hoofd is gekroond met een lauwerkrans, ondersteund door een hoofdband die in de nek is vastgebonden en elegant op de nek valt.
Karakteristieke fysionomische kenmerken zoals de vorm van de schedel en de breedte van de nek (met deze brede manchet), zijn toe te schrijven aan de portretten van de keizer op middelbare leeftijd en kunnen precies worden geïdentificeerd door de productie van hedendaagse medailles.
In tegenstelling tot de versies die Napoleon I voorstellen met de gehulde of gedrapeerde buste, hebben we hier een versie van zijn profiel die duidelijker, geïdealiseerd en gesublimeerd is zoals in de portretten van de vorsten van het keizerlijke Rome (Caesar, Augustus).
Deze camee geeft getrouw het realistische portret weer dat moet worden vergeleken met de portretten op medailles gegraveerd door de beroemde Bertrand Andrieu, en in het bijzonder het portret dat wordt weergegeven op de bronzen medaille met de doop van de koning van Rome in 1811 (zie fig.1.a- 1.b).
Dit type portret, dat wordt beschouwd als het meest geslaagde en verheerlijkende van de vele producties die in diezelfde jaren zijn gemaakt, zal van 1810 tot 1812 op veel grote medailles worden gereproduceerd (zie afb. 2 en 3).
De neus is licht aquiline, de mond klein, de kin prominent en rond, het oog klein en alert, de blik nobel en diep.
De wang is royaal, de nek breed, de schedel zeer rond en uitpuilend, het haar bestaat uit fijn gebeitelde lokken. De lauwerkrans wordt gekenmerkt door gebladerte met een naturalistische weergave; fijn gegraveerde bladeren en bessen.
De beeltenis, in reliëf gesneden op de lichtere bovenste laag, wordt niet gekenmerkt door de gebruikelijke witte kleur, maar wordt in plaats daarvan gekenmerkt door een roze-witte kleur met delicate violette tinten die de donkere onderliggende laag verbinden, gekenmerkt door buitengewone bonte insluitsels.
Het gebruik van een soortgelijke variëteit van agaat met insluitsels op de bodem wordt gevonden in een camee gemaakt door Girometti en die de soevereine George IV voorstelt, rond 1820 (Multum in parvo, Wartski-catalogus, n.90 p. 164).
Referentie bibliografie:
VANGELLI DE CRESCI, G., Ad Minima Ad Maxima, p. 278 n. 231-232, blz. 279 n. 233a, blz. 283 zn. 243ab, blz. 288 n. 275
Volledige beschrijving